Artrose of slijtagereuma

Artrose of slijtagereuma komt vooral op oudere leeftijd voor. Eén op de drie oudere volwassenen heeft geregeld gewrichtsklachten die toe te schrijven zijn aan artrose. De frequentie en ernst nemen met de leeftijd toe. Hoofdrolspeler is het gewrichtskraakbeen. Verlies aan schokabsorberend kraakbeen en de vervorming van het onderliggende bot veroorzaken pijn die toeneemt bij belasting. Iemand met artrose ter hoogte van een heup of een knie ondervindt pijn bij het lopen. De pijn vermindert en verdwijnt door te rusten. Na enige tijd zitten gaat het in beweging komen moeizaam. Deze stramheid duurt kort (startstramheid).
Het ontstaan van artrose is afhankelijk van veel factoren: erfelijke factoren die de kwaliteit en de herstelcapaciteit van het kraakbeen bepalen, verwondingen van het kraakbeen die op jonge leeftijd kunnen ontstaan en soms leiden tot vroegtijdige artroseverschijnselen, overbelasting zoals overgewicht of onvoldoende gewrichtssteun vanuit de omliggende spieren. De behandeling van artrose is erop gericht het gewricht zo veel mogelijk te ondersteunen (bijvoorbeeld met spierversterkende oefeningen) en onnodige overbelasting te vermijden (bijvoorbeeld overgewicht bestrijden). Symptomatische pijnbestrijding komt op de tweede plaats. Zo nodig kan een operatie worden overwogen.